Adventief (biogeografie)

In dit artikel wordt Adventief (biogeografie) vanuit verschillende invalshoeken geanalyseerd met als doel de relevantie en impact ervan vandaag de dag te onderzoeken. Verschillende aspecten gerelateerd aan Adventief (biogeografie) zullen worden aangepakt, waarbij de invloed ervan op de samenleving, economie, politiek, cultuur of enig ander interessegebied wordt onderzocht. Daarnaast zullen verschillende standpunten en meningen van experts over dit onderwerp worden gepresenteerd, evenals relevante gegevens die ons in staat zullen stellen het belang ervan en de omvang van de invloed ervan te begrijpen. Op dezelfde manier zullen mogelijke uitdagingen of controverses in verband met Adventief (biogeografie) worden besproken, waarbij de mogelijke implicaties op de korte en lange termijn zullen worden onderzocht. Met dit artikel proberen we een alomvattende en evenwichtige visie te bieden waarmee de lezer gedegen kennis kan verwerven over Adventief (biogeografie) en de relevantie ervan vandaag de dag.
Kleine teunisbloem gefotografeerd op het Pothoofd te Deventer

De term adventief is in de biogeografie een status van een plant, dier of ander organisme. Het gaat om organismen die door toedoen van de mens, maar onopzettelijk, op een nieuwe plaats terechtgekomen zijn, dus niet spontaan of door natuurlijke oorzaken. Van een adventief spreekt men alleen, als de soort zich niet inburgert, in tegenstelling tot een exoot, die juist wel inburgert. Soorten die een tijd adventief voorkomen, kunnen later toch inburgeren, zoals in West-Europa gebeurd is bij de Turkse tortel.

Wanneer deze dieren of planten in het gastland geen predatoren hebben, kan de populatie zo groot worden dat er een behoorlijk ecologisch onevenwicht uit voortkomt. Voorbeelden zijn de Amerikaanse vogelkers, de coloradokever en het konijn in Australië.

Het voorkomen van adventieven kan bij planten en dieren verschillende oorzaken hebben.

Adventieve planten

Zie ook Adventief (plant).

Op grond van de wijze en het moment van vestiging is te onderscheiden:

  • xenofyten: onopzettelijk ingevoerde, ingeburgerde planten. Voorbeelden zijn: bolderik (Agrostemma githago), wilde haver (Avena fatua), gewone duivenkervel (Fumaria officinalis), grote ereprijs (Veronica persica).
  • efemerofyten of efemere planten, die meestal als zaad meegelift zijn met het transport van goederen of dieren. Vaak komen ze voor bij havens, opslagplaatsen en langs spoorwegen. Het zijn planten die in het wild voorkomen, maar weer verdwijnen doordat ze zich op eigen kracht zonder hulp van de mens niet kunnen handhaven, en geen vaste plaats in de vegetatie hebben, bijvoorbeeld niet-winterharde planten. Voorbeelden daarvan zijn: zonnebloem (Helianthus annuus), slaapbol (Papaver somniferum), kanariezaad (Phalaris canariensis), tomaat (Solanum lycopersicum) en woladventieven of pothoofdplanten.

Enkele van de oorzaken kunnen menselijke ingrepen zijn, waardoor planten in de natuur terechtkomen, zoals verwilderen na inzaaien, na aanplanten, en vanuit (sier)tuinen. In Deventer kent men de kleine teunisbloem onder de naam pothoofdplant. Deze groeide op het Pothoofd, een kade te Deventer waar Amerikaans graan werd overgeslagen. Het is hét voorbeeld van een adventiefplant, vandaar dat de lokale bijnaam ook landelijk bekend werd, maar dan vooral als synoniem voor adventiefplant.

Adventieve dieren

Mogelijke oorzaken van vestiging van dieren zijn: